Personen

.
Het is eind 18de eeuw als de toen 15 jarige Jan Goedkoop, nazaat uit een geslacht van turfschippers, beurtvaarders, reders en kapiteins op de Oost- en West-Indië vaart, uit het Overijsselse Zwartsluis, besluit om de Zuiderzee over te steken en in Amsterdam, als schippersknecht, een nieuw bestaan op te bouwen. Blijkbaar zijn er voldoende inkomsten want  in 1807 koopt Jan, toen 25 jaar oud, een 30 meter lange platboomkaag. In datzelfde jaar huwt hij met de Amsterdamse Pietertje van Dijk en vertrekt op huwelijksreis met schip, vrouw en lading  naar Gent. De lading is gevarieerd en in het ruim zijn zaken te vinden als koffie, hooi, honing, hout, zout, geld, peper, meubels, dakpannen, stokvis, turf, tabak, steenkool, rijst, ijzer, lood, suiker, wol, haver, bakstenen, olie, azijn, kurk, kaas, brandewijn, kogels, geschut en een brandspuit.

.
In 1818, tijdens een winterse stormnacht, lijdt Jan op de Zuiderzee schipbreuk en het schip vergaat maar Jan heeft geluk. In Zwolle wordt een nieuw kaagschip gebouwd en “De Jonge Daniel” gedoopt. Het schip is naar zijn toen driejarige zoon Daniel vernoemd. In 1826, twee jaar na de opening van het Groot Noord Hollandsch Kanaal, start Jan een veerdienst tussen Amsterdam en Helder (later Den Helder), met drie voor dit doel gebouwde lichters. Gebrek aan inzet en werk kan hem niet verweten worden want in 1828 wordt hij aannemer, graaft vanuit die functie een verbindingskanaal in Helder, legt de weg tussen Buiksloot en Monnickendam aan, doet het onderhoud van het Noord Hollandsch Kanaal en bouwt bruggen en steigers in Edam. In 1829 aanvaardt hij een megakarwei door het vervoeren van militaire transporten over het water. In Nederland vestigt hij vervolgens een aantal agentschappen en, als in 1830 de Belgische Opstand uitbreekt die zou leiden tot de afscheiding van België, worden garnizoenen en troepen door eigen en gecharterde schepen voorzien van voeding, geschut en uniformen.
.
Het einde van de CV van Jan was nog niet in zicht want in 1840 wordt hij aangesteld als “Jagersbaas”, hoofd van de jaagdienst o.a. met paarden langs het Noord Hollandsch Kanaal. Zijn bedrijf groeit als gras en in 1877 bezit hij een vloot van 15 schepen. Dit succes wordt echter niet door iedereen gewaardeerd en andere Amsterdamse kaag- en lichterschippers wenden zicht tot koning Willem II. Zij zijn van mening dat er sprake is van “uitsluitende begunstiging” dat we nu als oneerlijke concurentie zouden aanduiden. De Kamer van Koophandel, een mededingingsautoriteit bestond toen nog niet, werd om advies gevraagd. Dit advies viel positief uit voor Jan Goedkoop en, als olie op het vuur, werd hij in dit advies zo lovend omschreven dat hij met deze uitspraak onder de klagers zeker geen vrienden gemaakt zal hebben. Hij kan, volgens het aldus luidende advies, immers de “heeren kooplieden” waarborgen van zekerheid, spoed en goede behandeling bieden die zij bij zijn concurrenten vergeefs moeten zoeken en hij geeft garanties op de lading waardoor, bij vermissing of beschadiging, tot schadevergoeding wordt overgaan. Deze handelingen zijn de andere vervoerders blijkbaar vreemd. Een betere reclame kan Jan zich dus niet wensen. Ruimschoots de vijftig gepasseerd neemt de gezondheid af en na zijn zestigste zal hij zich geleidelijk terugtrekken uit het actieve beheer. Hij overlijdt op 1 maart 1855 op 73 jarige leeftijd. Zijn nalatenschap is niet gering, 273.000 gulden, in die tijd een enorm bedrag, effecten en schepen waaronder De Jonge Daniel en De Jonge Pieter. Pieter is de 8 jaar jongere broer van Daniel. Beide broers laten in 1861 in Alblasserdam de ijzeren raderstoomboot Oosterdok bouwen en starten hiermee een sleepdienst in het Amsterdamse Oosterdok. De rss Oosterdok verhaalt gemiddeld duizend, meest nog onder zeil varende, schepen per jaar.
.
Het succes vertaalt zich in de bouwopdracht voor drie ijzeren schroefstoomschepen voor de sleepdienst op het Noord Hollandsch Kanaal. Dit betekent het einde van de jaag- of trekpaden,  het voorttrekken door het schippersgezin, bemanning of paarden is niet meer nodig. Stoom wordt de toekomst. Allen die in die branche broodwinning zochten zien in Goedkoop een te grote en geduchte concurrent en geven er al snel de brui aan. Het Noord Hollandsch Kanaal, van Amsterdam tot Den Helder, is nu het exclusieve domein van de gebroeders Goedkoop en gaat gepaard met de bouw van nog twee schepen. Drie maanden voor de officiële opening van het Noordzeekanaal in 1876, maken vier loggers een proeftocht door het kanaal richting IJmuiden. Vandaar gaan de schepen onder zeil de Noordzee op. Het slepen van deze loggers wordt door de slepers van de Reederij gebroeders Goedkoop verricht. Van de 40 in Amsterdam geregistreerde slepers zijn er dan 12 van Goedkoop wat betekende dat zij de grootste vloot en derhalve het grootste aandeel bezitten. Naast het slepen worden de schepen ook ingezet als ijsbrekers en gebruikt bij het leggen van boeien en het lichten van gezonken schepen. Alsof het nog niet genoeg is worden ook nog 8 salonstoomboten gebouwd voor het vervoeren van passagiers, vracht en vee van Amsterdam naar Purmerend en IJmuiden.
.
Daniel sr. (links) heeft echter ook zorgen. Zijn zoon Daniel jr. wil schepen bouwen en de schoolbanken trekken hem niet. Het snijden van houten scheepjes voor vriendjes is wellicht de eerste stap in die richting. Daniel jr. wordt van school gehaald en gaat als leerjongen op de werf van Huijgens werken. Pek stoken en materiaal sjouwen zijn de taken die hij als “duvelstoejager” moet verrichten. Als op 11 maart 1867 de werf ’t Kromhout aan de Amsterdamse Hoogte Kadijk ter veiling komt wordt deze werf door Daniel sr. gekocht voor zijn eigenzinnige zoon én zijn schoonzoon Johannes Kloos, volleerd scheepsbouwer uit Kinderdijk. Op de 17de verjaardag van jr. wordt de werf officieel in gebruik genomen. Als Kloos na zes jaar aftreedt staat Daniel jr. 23 jaar jong, alleen maar wel gedreven, aan het hoofd van de werf. Ook deze Daniel is een man van vernieuwingen en een vooruitziende blik. Er wordt voor de werf een stoommachine aangeschaft voor het aandrijven van de smeed-, knip-, pons-, zaag- en boormachines waarmee hij dan de tweede in Amsterdam is met dit stuk technisch vernuft. Op de hellingen van ’t Kromhout worden ijzeren binnenvaart- en kleine zeeschepen gebouwd maar de winsten zijn echter gering. Daniel jr. is scheepsbouwer en geen zakenman. Volgens de overlevering is hij meer op de werf dan op zijn kantoor te vinden en de vetleren pet past hem blijkbaar beter dan de hoge zijden hoed.
.
De werf ondergaat gestaag meer aanpassingen en uitbreidingen. De overdekte werf, op zich al uniek voor die tijd, krijgt in 1888 een metalen overkapping i.p.v. de twee houten overkappingen, en een nieuwe helling met stoomlieren waarmee de schepen op de helling worden getrokken. Dit gebeurde voordien met mankracht. Een andere “modernigheid” is het plaatsen van elektrische booglampen ter vervanging van de walmende toortsen. Kortom, een voor die tijd ultramodern bedrijf. Vanaf deze werf wordt ook meegebouwd aan de overkapping van het Centraal Station. En hier komt de Nederlandsche Scheepsbouw Maatschappij in beeld. In 1894 wordt Daniel jr. (rechts) benaderd om de leiding te nemen over een nieuw op te richten scheepswerf en stemt aarzelend maar uiteindelijk wel toe. Hij draagt zijn werf ’t Kromhout over aan zijn zoon Daniel Goedkoop Danielszoon en is dan geen eigenaar meer van ’t Kromhout. Indien hij geweigerd zou hebben had ongetwijfeld een andere gegadigde zich aangediend. Maar zo ging het niet, Daniel Goedkoop stemt toe en wordt directeur van de NSM. De rol van de familie Goedkoop zou decennia lang van invloed blijven.
.
Vanaf hier kan het verhaal nu alle kanten op gaan; de werf ’t Kromhout, de Reederij  Gebr. Goedkoop, het personenvervoer, de Kromhout Motorenfabriek, de Kromhout automobielfabriek (beide laatste in Amsterdam Noord) en de Nederlandsche Scheepsbouw Maatschappij. Het wordt het laatste. Hier verlaten we de zeer korte beschrijving van de grondleggers van veelzijdige, innovatieve en inventieve ondernemingen die in ruim 200 jaar vele duizenden mensen werk hebben kunnen bieden. Alleen al bij de NSM, NDM en NDSM zijn dit er, voorzover nu bekend, in 90 jaar ruim 12.000 geweest. Een markante periode die uiteindelijk geleid heeft tot wat ooit de grootste scheepswerf van Nederland is geworden. Het bovenstaande overzicht is heel beknopt, er kan over de inspanningen van boven vermelde Goedkoops een dik boek worden geschreven. Het gedenkboek 40 jaar N.S.M. in 1934 geschreven door J.W.F. Werumeus Buning is hét boek (ook in het Engels) bij uitstek over de familie Goedkoop in relatie tot de NSM en de latere NDSM.
.
Directeuren der NSM en/of NDSM.
.
.1…..2…..3…..4
.
.5.6.7.8
.
.9…..10.11.12
>
  1. Daniel Goedkoop jr. 1894 – 1919
.2. Ir.Heyme Goedkoop 1919 – 1938
.3. Daniel Goedkoop Dzn. 1919 – 1944
.4. Piet Goedkoop 1938 – 1972
.5. Ir. Alfred A. Gaasterland 1941 – 1965
.6. Ir. A.P. Adama van Scheltema 1944 – 1964
.7. Feike de Boer 1947 – 1957
.8. Ir. Chris J. Scherpenhuijsen 1954 – 1976
.9. Ir. Bas J.A. Sluis 1977 – 1980
10. Ir. Jacob v.d. Meer 1968 – 1974
11. Ir. H.C. Hoorman 19?? – 1974
12. Ir. Leendert P. Herfst 1974 – 1979 (NDSM), 1979 – 1984 (NSM)
13. H. Ketting 1984 (NSM)
,
13

.

 

De NDSM was niet alleen van vele markten thuis en bijna volledig selfsupporting maar liet ook op het sportieve vlak geregeld van zich horen. De 17 personeelsverenigingen toonden op velerlei gebied hun prestaties en het fysieke element was hierbij sterk vertegenwoordigd. Heel bijzonder was dat de NDSM ook over een “eigen” Olympisch deelnemer kon roemen. In 1960 nam de toen 21 jarig Ruud Knuppe deel aan de zomerspelen in Rome bij het onderdeel kanoën. Ruud was werkzaam bij Werktuigbouw als tekenaar bij de gereedschapmakerij. Hij heeft deelgenomen aan de onderdelen K1 op de 500 en 1000 meter, bij de K2 met A. Geurts (werknemer bij Philips Eindhoven) op de 500 en 1000 meter met een 7de plaats als resultaat en daarnaast nam hij ook nog deel aan de estafette.

Ruud Knuppe (6-8-1938 – 19-4-2002)

.
Het jubileum.
.
In de beginjaren van de NSM en NDM was er uiteraard nog geen sprake van een langdurig dienstverband. Met name bij de eerder opgerichte NSM was een vaste baan sowieso voor vrijwel niemand gegarandeerd. Het aanbod aan werk was, zeker voor de uurloners, bepalend, geen werk betekende immers einde aanstelling. Ontslagen worden en daarna dagelijks met de pet in de hand aan de poort wachten of er mogelijk behoefte was aan bepaalde vakmensen was een gebruikelijk ritueel aan de Conradstraat. Zeker voor de vele ongeschoolde werkzoekenden moet dit een onzekere tijd zijn geweest en was het langdurig “stempelen” het vooruitzicht. Het aangenomen worden voor één dag of zelfs een paar uur was geen uitzondering. Een jubileum was, 25 jaar na de oprichting van de NSM, dus voor zeer weinigen weggelegd. Hoeveel  personen in 1919 hun 25 jarig jubileum hebben gevierd is onbekend. Net zo onbekend is hoe zij, die dit mochten meemaken, werden beloond. De hieronderstaande foto is gemaakt op 12 mei 1921, nog op de oude werf aan de Conradstraat, t.g.v. een 25 jarig jubileum. De jubilaris, vooraan in het midden, is C.F. Breithor die als administrateur een leidinggevende functie had. De 9de persoon van links op achterste rij is Marinus Slop, kantoorbediende.
De andere foto dateert uit 1944 met een onbekende jubilaris, waarschijnlijk een leidinggevende, geflankeerd door echtgenote, medewerkers en ondergeschikten. Op deze foto is niet te zien hoeveel dienstjaren de jubilaris mocht vieren. Waren dit er 25, 40 of misschien 50? De derde foto toont een autogeen-snijder (brander) die in datzelfde jaar zijn 25 jarig jubileum vierde maar wel onder wat eenvoudiger omstandigheden. Voor de laatste was, gezien de omstandigheden in 1944, van een uitbundig feest geen sprake en ook een groepsfoto schoot er bij in.
.
.

De geportretteerden staan bij het rode balkje en de fotograaf bij de rode stip.

.

1944, onbekende jubilaris bij de NSM.

.

10 mei 1944, J. van der Sluis sr. 40 jaar in dienst bij de NSM

Gebleken is dat onderbreking van het dienstverband door welke omstandigheden dan ook, van invloed was op het aantal feitelijke dienstjaren. Het tellen van de dienstjaren stopte  in geval van werkonderbreking b.v. bij vermindering der werkzaamheden, ontslag na stakingen, mobilisatie en bij ontslag op eigen verzoek. In de tweede wereldoorlog kwam daar nog bij dat zij die werden tewerkgesteld in Duitsland, waren ondergedoken of gedeporteerd niet als in dienst zijnde werden beschouwd. Let wel, dit staat los van een al dan niet gegarandeerd inkomen. Er zijn echter ook aanwijzingen dat een werkonderbreking van een bepaalde (korte) duur, die niet aan de werknemer te wijten viel, niet werd gezien als een werkonderbreking. Of dit voor alle geledingen en beroepen gold verteld het verhaal niet. Hoe een jubileum bij buurman NDM vanaf 1920 werd georganiseerd is niet duidelijk. Niet onwaarschijnlijk is dat het eerste jubileum is gevierd in de tijd na de fusie en onder NDSM vlag. Na de oprichting van de NDSM, in februari 1946, is een tabel gepubliceerd waarin het tellen van het totale aantal jaren, dat als diensttijd wordt aangemerkt, is uitgelegd. Het is een complexe optelsom geworden. Hoe dan ook, is bij de NDSM een aanvang gemaakt met het vieren van een jubileum na het voltooien van 25, 40 of 50 dienstjaren waarbij de tijd, inclusief bepaalde onderbrekingen bij de NSM en NDM, werden meegeteld. De jubilaris werd in de NDSM tijd met eventuele vrouw en kinderen ontvangen in het zogenaamde jubileumzaaltje. Daar ontving de jubilaris een speld behorende bij het aantal jaren, uiteraard lovende woorden door iemand van of namens de directie alsmede bloemen en geschenken van collega’s en/of het jubileumfonds. Bij dit moment waren ook naaste collega’s, veelal in werkkleding, en bazen van de jubilaris aanwezig. Het aantal aanwezigen was tevens een graadmeting voor de populariteit van de jubilaris en ook werd met regelmaat gefluisterd dat sommige bezoekers niet zozeer voor de jubilaris kwamen maar meer voor de sigaren en sigaretten die in glazen op tafel stonden. Overigens was het jubileumzaaltje  meer bestemd voor die werknemers die (nog) niet echt van een indrukwekkende carrièregang konden spreken. Na het huldigen van de jubilaris, het ontvangen van de eenmalige financiële toelage, de jubileumspeld, handrukken en een borrel was het feest voorbij en kon hij genieten van de vrije dag. Zij die wat hoger op de NDSM ladder waren beland werden in het oude hoofdkantoor uitgenodigd. De jubilaris werd met echtgenote en eventuele kinderschaar door een directieauto met chauffeur opgehaald en met de nodige egards ontvangen.
.

1965, A.H. v.d. Velde 25 jaar in dienst en rechts, nog net zichtbaar, directeur Sluis.

.

1966, het 25 jarig jubileum van F. Boudewijns, de ontwerper van het NDSM logo.

De positie van de werknemer had aanvankelijk een duidelijk invloed op het verloop van de receptie en bij die gelegenheden was dan ook minder werkvolk in een overall aanwezig. Vervolgens volgden de nodige plichtplegingen zoals die ook in het jubileumzaaltje  plaatsvonden. In een later periode, vanaf eind zestigerjaren, vonden de jubilea voor iedereen in het nieuwe hoofdkantoor plaats. De jubilaris werd met zijn echtgenote of ander gezelschap ontvangen waarbij de echtgenote c.q. relatie bloemen ontving. In sommige gevallen voerde de jubilaris een groot deel van de familie en/of kenniskring ten tonele wat ongetwijdeld tot verhoging van de feestvreugde geleid zal hebben.
.

Het 25 jarig jubileum van Ko Kemperman ook bekend als "de Paplap". Hij is hier vergezeld van zijn echtgenote en collega's.

.

Een van zeldzame momenten waarbij een vrouw jubileerde. Hier in 1972 in het midden Cobi Standhart, 1ste serveerster. Zij vierde hier haar 25 jarig dienstverband.

.
De bloemen werden uitgereikt door een “dame van kantoor” waarbij sommige jubilarissen ook een voorkeur hadden (en waar ze overigens geen invloed op konden uitoefenen). Verder was minstens één lid van de jubileumcommissie aanwezig en meestal in de persoon van Marten de Vries. Ook hier vond de huldiging door of namens de directie plaats en waren leidinggevenden en genodigden aanwezig.
.

1972 de echtgenote van jubilaris J.G. Sanders, carrouseldraaier, ontvangt bloemen.

.

1974 Brandersbaas J.v.d.Sluis jr. met gezin tijdens zijn 40 jarig jubileum.

.
In de hal van het kantoor, voor het door Jules Chapon ontworpen en inmiddels als schroot afgevoerde kunstwerk, werden de “statiefoto’s” gemaakt. Marten de Vries was ook het creatieve lid van de jubileumcommissie die voor iedere jubilaris een op de persoon toegesneden fotoboekje samenstelde en dat ging in die tijd nog letterlijk met knippen uit de personeelsbladen en plakken.
.

De omslag van een der boekjes die Marten de Vries aan de jubilaris schonk.

.

De eerste en een deel van de tweede pagina in het boekje van Piet de Boer voor zijn 40 jarig jubileum.

In de vroege exemplaren van het personeelsblad de Werfbode verschenen alleen  aankondigingen van de aanstaand jubilea met vermelding van naam, werfnummer, beroep en jubileumdatum. Later werden pasfoto’s van de aanstaande jubilaris afgedrukt. Nog later werden de foto’s van de ontvangst ten kantore en het heffen van het glas in het personeelsblad geplaatst om het feestelijke karakter van de dag te tonen.
.

Een pagina uit een Werfbode uit 1959 met de aanstaande jubilarissen

.

In 1966 zag het er zo uit

.

Hier is Marten de Vries, waarschijnlijk de meest gefotografeerde NDSM'er, zelf de jubilaris. Hij krijgt in 1976 de gouden versierselen opgespeld door directeur Herfst.

Opmerkelijk is ook dat, ten tijde van het RSV concern, deze foto’s, zij het in een heel klein formaat, ook in het Verolme Nieuws werden gepubliceerd. De speldjes die werden uitgereikt waren van verschillende uitvoeringen. Aanvankelijk vanaf 1946 t/m 1955 als maatschappijvlag uitgevoerd en daarna tot 1980 als een ronde gouden jubileumspeld met het ook nu nog zo bekende NDSM logo.
.

De eerste generatie naoorlogse jubileumspeldjes in de vorm van de maatschappijvlag. Deze vlag en dit model speldjes hebben bestaan vanaf 1946 tot en met 1955. Het bovenste model in zilver uitgevoerd en uitgereikt aan Jacob Bording is het eerste model met een steekspeld. De onderste twee zijn het tweede model, ook van zilver maar dikker en met een steekspeld met borging. De knop van de vlaggenstok is bij 40 jaar voorzien van een diamantje.
De zilveren steekspeld voor een 40 jarig jubileum in een cassette. Deze spelden werden vervaardigd door John van de Vet, juwelier aan het Koningsplein te Amsterdam.

 

Vanaf 1955 werd voor een ander model gekozen. De onderste uitvoering, het derde model, met een diameter van 15mm is bedoeld om in het knoopsgat van de reverse gestoken te worden. Het bovenste, en vierde model met een diameter van 17mm is, mogelijk omdat het dragen van een jasje met reverse steeds minder voorkwam, voorzien van een pin met een borging. In beide uitvoering is de speld bij 40 jaar voorzien van een 8 kant geslepen diamantje.

Er zijn van het vlagmodel, voor zover bekend, 341 spelden uitgereikt voor 25 dienstjaren en 43 spelden voor 40 dienstjaren. Van het ronde 14 karaat gouden model zijn, ook voor zover bekend, 1950 exemplaren voor 25 dienstjaren en 315 voor 40 dienstjaren uitgereikt. Zo goed als zeker zijn deze aantallen hoger maar helaas is de informatie niet te vinden. Vanaf 1980, na het opheffen van de NDSM, werden geen jubileumspelden meer uitgereikt wat natuurlijk een extra tik op de vingers was van zij die het zinkende schip inmiddels hadden verlaten, met een regeling werden ontslagen of naar de ADM zijn overgestapt.
.
Het is onduidelijk waarom er voor het vervullen van 50 dienstjaren geen speld is ontworpen. Het idee is ooit geopperd om deze speld met twee diamantjes uit te voeren maar daar had de directie geen oren naar. Het eerste model van de speldjes is vervaardigd door Bonebakker juweliers aan het Rokin te Amsterdam. De ronde gouden spelden met pin aan de achterzijde zijn geproduceerd bij de Koninklijke van Kempen & Begeer.
.
Voor dames gold uiteraard ook dezelfde jubileumregeling maar met dien verstande dat er maar een paar vrouwen een jubileum konden vieren en dat de reverse speld niet paste op een blouse of  jurk. In minstens één geval is een oplossing gezocht door de ronde gouden speld te voorzien van een gouden halskettinkje. Dat er weinig vrouwelijke jubilaressen waren had minstens twee redenen A) waren de NDSM en voorgangers typische mannen bedrijven met verhoudingsgewijs zeer weinig vrouwen in dienst en B) stond een huwelijk gelijk aan ontslag. In de jaren voor en kort na de oorlog waren er dus alleen maar “mejuffrouwen” in dienst. Dit laatste vond een omslagpunt in de zestiger jaren. Dat onder de vrouwen weinigen een lange jubileumwaardige diensttijd hadden zal dus niet verbazen.
.
Het is, achteraf bezien, wonderlijk dat bij de speldjes nooit een oorkonde of iets dergelijks met het NDSM logo werd verstrekt. De NDSM was, in navolging van de NSM, zeer bedreven in het toepassen van PR activiteiten het ontbreken van een eigen oorkonde is dus vreemd. Wel kreeg de jubilaris namens de Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel een “Vererend Getuigschrift”. Hiervan zijn door de tijd heen verschillende uitvoeringen verschenen. De verschillen zaten in de afmetingen, afbeelding en kleurstelling in relatie tot het aantal dienstjaren. Bij deze documenten behoort ook een “jaarboek” waarin alle jubilarissen per aantal dienstjaren en bij tal van werkgevers vermeld staan.
.

1955, Vereerend getuigschrift van de Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel aan H.L.Evers voor 25 dienstjaren.

 .

Vererend getuigschrift in 1959 uitgereikt aan A. Osinga na het vervullen van 40 dienstjaren.

.

1959, Vererend getuigschrijft (met waterschade van de watersnood in Tuindorp Oostzaan) van de Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel voor 25 dienstjaren aan J.v.d.Sluis jr. Voor 25 jaar is de kleur blauw, voor 40 jaar oker en bij 50 jaar goudkleurig.

.

1977, Vererend getuigschrift aan H.L. Evers na 25 dienstjaren.

.

1977, Vererend getuigschrift uitgereikt aan D. Lemans na 40 dienstjaren.

.

Een pagina uit een Werfbode uit 1976. Het jubileren was bijna lopendebandwerk geworden.

.

De echtgenote van J.H. Faber ontvangt t.g.v. zijn 25 jarig jubileum in 1976 een boeket. Marten de Vries kijkt toe.

.

1979, Martin Bonthuis in het midden kwam alleen maar was in goed collegiaal gezelschap.

.

J. Bax vierde in 1979 zijn 40jarig jubileum. Hij ontving uit handen van Martin Pruimers (links) een geschenk.

.