NSM Oost (Conradstraat, 1894-1926)
.
.
Onze reis begint hier met een overzichtstekening uit 1902. Het is een afbeelding van slechts 21 x 21 cm zoals geplaatst in het door de NSM in april 1902 uitgegeven Franstalige boek getiteld de Nederlandsche Scheepsbouw Maatschappij (zie ook Publicaties elders op deze website). Bij de tekening is een overzicht afgebeeld waar middels cijfers en letters een verwijzing wordt gemaakt naar de functies van de opstallen, machines, kranen en hellingen. Alle machines en kranen zijn met een cijfer aangegeven. De kantoren en werkplaatsen met letters en dubbele letters. Het nadeel van de tekening is het kleine formaat en het feit dat een Gotische lettertype is gebruikt dat zich lastig laat lezen. De tekening toont de situatie zoals die was in 1902. De hellingen 1 t/m 5 zijn van links naar rechts afgebeeld en daarop zijn resp. in aanbouw de stoomschepen van der Capellen, Gouveneur Generaal Daendels, Farmsum, van Riebeeck en Java. Voor de wal ligt de drijvende bok met daarvoor de Laurens Pit in afbouw. Later, op de nieuwe werf in Amsterdam Noord, was de hellingsituatie nagenoeg hetzelfde, v.l.n.r de hellingen 1 t/m 4 en apart daarvan de grote helling 5. Op de bovenstaande afbeelding is geheel beneden de 3de Conradstraat te zien. Geheel links de Nederlandsche Fabriek van Werktuigen en Spoorwegmaterieel, het latere Werkspoor.
.
Maar eerst gaan we nog even verder terug in de tijd. Na de stadsuitbreidingen in 1630 ontstonden de “oostelijke eilanden” Kattenburg, Wittenburg en Oostenburg. Op de laatste locatie, eigenlijk meer een schiereiland, zwaaide de VOC de scepter. Hier bevonden zich de magazijnen, werkplaatsen en kantoren van de VOC. Oostenburg was min of meer in drie delen te onderscheiden. Op het eerste deel bevond zich het Indisch Landmagazijn oftewel het Oost-Indisch Buitenhuis, een gigantisch pakhuis vol orientaalse producten. Op het tweede deel waren de blokkenmakers, scheepstuigmakers, schuitenmakers, spillenmakers, riemenmakers en beeldhouwers gehuisvest. Het derde deel was de werflocatie en was het domein van de scheepbouwers, hier bevonden zich de lijnbanen en stapels. Van één werknemer is de naam bewaard gebleven; Czaar Peter de Groote. In tien maanden heeft hij hier het scheepmakersvak geleerd en woonde tijdens deze leerperiode in bij de meestertimmerman. Tot zover onze teruggang in de tijd.
.

..
.
.
Dan breekt de volgende fase aan. Na de Franse overheersing was het gedaan met de groei en bloei, de scheepsbouwactiviteiten lagen stil, pakhuizen kregen een andere bestemming (o.a. Regietabak en koren) en er ontstond een desolate periode van verval. Leegstand veranderde de gebouwen in ruïnes en de restanten werden afgevoerd en/of hergebruikt. Voor de overwegend oranje gezinde scheepmakers ook wel ”Bijltjesmannen” genoemd, brak een onzekere tijd aan. Het ooit zo rijke scheepsbouw verleden kende een hoge productie en, volgens een lang geleden gehouden onderzoek, met meer scheepsruimte dan de overige Europese landen tezamen. Dat mag misschien wat chauvinistisch lijken maar een vaststaand feit is dat Nederland in 1874 609 scheepswerven telde. In 1912 waren dit er nog slechts 236. Het onrendabel geworden en vervallen werfterrein, inclusief alle restanten, werd door de regering vervolgens aan Paul van Vlissingen verkocht.
.

.
.
.
Na het afstoten van het scheepsbouwdeel in 1891 bleven er in Amsterdam aanvankelijk wel wat kleinschalige scheepsbouwaktiviteiten bestaan maar lang niet voldoende om het aantal werkloos geworden scheepmakers aan het werkt te houden. Bij hen lag dan ook het initiatief om de grote scheepsbouw te doen herleven en zij zochten en vonden steun bij J.T. Cremer. De heer Cremer heeft op zijn beurt steun gezocht bij relaties met invloed en inkomen te beginnen bij Jhr. L.P.D. Op ten Noort. Deze op zijn beurt begon besprekingen met Daniël Goedkoop Jr. die toen nog eigenaar was van de werf ‘t Kromhout aan de Hoogte Kadijk (thans een museum). Goedkoop werd uitgenodigd om de levensvatbaarheid van een scheepswerf “voor den grooten bouw” te bezien. De conclusie van de memorie was gunstig en werd in een prospectus verspreid met daarin de visie van D. Goedkoop Jr. De besprekingen gingen hierna van start en de betrokkenen bij deze ontwikkelingen waren stuk voor stuk personen van importantie. Sommigen viel later (postuum) de eer te beurt een straat of een schip naar zich vernoemd te zien. Om namen te noemen: Boissevain, Cremer, v. Eeghen, v. Hasselt, Op ten Noort, Tegelberg en Wertheim zijn slechts een paar personen uit dit illustere gezelschap. Het verkrijgen van het begrote startkapitaal van 1 miljoen gulden kostte aanvankelijk nog wat hoofdbrekens maar werd toch binnen de gestelde termijn bereikt waarna een commissariaat werd benoemd.
.

.
.

.
.
.
.

Over het terrein liep een raccordementspoor voor de aanvoer van materiaal. Dit spoor was een aftakking van het spoor van de Hollandsche
IJzeren Spoorweg Maatschappij op de Oosterdoksdijk. Aan de linkerzijde (niet zichtbaar) loopt van boven naar beneden de Conradstraat.
.
.
.

het zichtbaar en droog en diende een ieder toch immers zijn “loodje” met het werfnummer daarop, te verhangen. Bij ontslag werd het loodje bij de portier ingeleverd
(het loodje leggen). Helaas is de tekst wat vervaagd en dus slecht leesbaar. Afmetingen 140×54 cm. Hieronder is de letterlijke en gedateerde tekst weergegeven.
.
.

,
.

Vergelijk ook de twee tot nu geplaatste situatieschetsen en let op het aantal werknemers.
.
.
.
>

.
.
,
.

.

.


.

,
.
.
.

.

.

Te zien is dat ook de grote loods is uitgebreid richting nieuwe helling.
.
.

.
.
.
.

De Javaanse bemanningsleden van Stoomvaart Maatschappij Nederland gaan hier nederig door de knieën.
.

.
.
.
.

.
Telegramadres:
“Scheepsbouw” Amsterdam
Telephoonnummer 1616
.jjj.
.

.
.

.
.
.
>

.
.

.
.

weg naar de Conradstraat toont aan de linkerzijde de nieuwe toegangspoort en het portiersverblijf annex schaftlokaal. Deze poort en het schaftlokaal
zijn nog aanwezig en het schaftlokaal is, met behoud van oude details, sinds 2010 weer een eetgelegenheid geworden.
.
.

.
.

Het stuk van de houten gevel daarachter is van de “Teekenschool” de latere bedrijfsschool. Het grote pand toen “de groote werkplaats” aan de rechterzijde was in gebruik als plaatwerkerij
en is voor de verhuizing naar “noord” afgebroken en aldaar opnieuw opgebouwd. Het grootste deel kreeg daar de functie als timmerwinkel, later timmerwinkel oost en een kleiner deel als een
smederij. Thans is de voormalige timmerwinkel in gebruik bij MTV Networks Benelux.
.
.
.
.

.
.

.
.
.
.

.
.

.
.

.
.

.
.

.
.

De sitiuatie in de eerste helft van de 20ste eeuw waarop, ter oriëntatie, de ligging van de verschillende werven is aangegeven. Omdat hier slechts een detail te zien is van Amsterdam lijkt het IJ meer op een brede doorvaart dan wanneer we dit op een grotere afbeelding zouden bekijken. Als we alles, dat ten zuiden van o.a. de Oostzaner-, Buiksloter-, Schellingerwouder-, Nieuwendammer- en Durgerdammerdijk ligt, wegdenken, zal blijken dat het IJ lang geleden een enorm watergebied vormde dat via de Zuiderzee in open verbinding stond met de Noordzee. Ook het hele schiereilandengebied waarop de NSM is ingetekend en de Centraal Station locatie maakten vroeger deel uit van het IJ.
.
.
.

De oude toegangspoort van de NSM aan de Conradstraat. Geheel rechts is een deel van de gevel te zien van het gebouw waarin het schaftlokaal, portiersloge en verbandkamer waren ondergebracht. Dit pand vormde tevens een blinde muur aan de Conradstraat. De grote geklonken dubbele deur in het midden was voor het aanleveren van materiaal middels automobielen en handkarren e.d. voor zover dit niet over het water werd aangevoerd. Aan de rechterzijde de overwoekerde toegangspoort en een gelijke uitvoering aan de linkerzijde. Het verhaal gaat dat de rechterpoort bestemd voor petten en de linker voor hoeden. De “man met de pet” moest langs de portiersloge voor het verhangen van het plaatje met werfnummer (het loodje) terwijl maandloners/beambten zoals directieleden, kantoorpersoneel en bazen geen werfnummer bezaten dus ook geen plaatje hoefden te verhangen.
.
.

.
.

net het pand van dagblad Trouw te zien dat nu op de oude NSM locatie staat.
.
.

dat de foto gemaakt werd vond in het schaftlokaal een verbouwing plaats tot schaftlokaal.
.
.

De poort aan de binnenzijde gezien. Uit een van de ramen op de achtergrond is in 1915 de eerder afgebeelde foto gemaakt zoals die de werfentree van toen laat zien. De verbouwing tot schaflokaal is geen grap. Een jong stel heeft in 2009 de verbouwing ter hand genomen. Het strekt hen tot eer dat zij oog hebben voor historie. De kapspanten zijn bewust niet gepimpt en tonen de sporen van bijna een eeuw gebruik. De bestemming wordt een eetgelegenheid met als specialiteit pizza en biefstuk. Ook de naam Rosa & Rita refereert aan de NSM historie. De Rosa en de Rita waren twee (uit een serie van vijf) voor de Shell gebouwde zusterschepen (bouwnummers 232 en 233, gebouwd tussen 1935 en 1937). Weliswaar vond dit op de nieuwe werf plaats maar de motoren kwamen bij buurman Werkspoor vandaan.
.
.

.
.
Het merendeel van alle uitbreidingen en ontwikkelingen is bovenstaand aangegeven, er zijn echter meer noviteiten en inventieve ontwikkelingen geweest dan hier gemeld, veel meer zelfs. Het bedrijf groeide in een zeer rap tempo en kreeg daardoor te maken met een luxe probleem waar aanvankelijk nog wel creatieve oplossingen voor gevonden werden maar de werf groeide uit zijn jas en uitbreidingsmogelijkheden waren er niet meer. Dit werd een belemmerende factor van betekenis die de directie, en ook anderen, zorg baarden. De overlast werd ook steeds groter voor de omgeving. Omdat de te bouwen schepen een steeds groter volume en dus meer diepgang kregen bleef bij tewaterlatingen dit ook in de binnenstad niet onopgemerkt. Tijdens de stapelloop van ss Rembrandt ontstond een waterstuwing als in een golfslagbad dat tot aan, of beter gezegd in, de bergkelders en souterains op het Rokin, Katten- Oosten- en Wittenburg merkbaar was. De oorzaak lag in het tijdelijk verhogen van het waterpeil bij de tewaterlating. Op langdurig aandringen van de directie bleek de burgemeester hier uiteindelijk toe bereid. De burgemeester wilde immers niet met een ingesloten schip opgescheept blijven zitten. Het allergrootse probleem was echter de doorvaart van het Oosterdok naar het IJ. Groter bouwen kon niet meer en de Jan Pieterszoon Coen en de Johan de Witt werden de limiet. Het verplaatsen van de brugpeilers van de brug over de Dijksgracht ten einde de doorvaartbreedte te vergroten, en waaraan de NSM heeft meebetaald, leverde slechts een bescheiden en al snel achterhaalde winst op en uiteindelijk gaf de Oosterdoksluis letterlijk de maat aan.
.
.

.
.
.

Het terrein bij het Zijkanaal I bleek een reële optie en de gemeente zegde alle medewerking toe voor vergroting van het terrein door aanplemping en uitdieping. Dit leidde in 1915 tot een erfpachtcontract waarbij aan de NSM circa 15 ha grond en 45 ha water werd afgestaan. Hierbij werd tevens een optie verleend voor een aansluitend terrein van ongeveer gelijke grootte. Omdat de bouwplannen speciale eisen stelden aan de slappe ondergrond hadden de voorbereidingen heel wat voet in aarde. Van circa 5 ha. werd de grond tot 5 meter onder de IJ bodem uitgegraven om zeker te zijn dat er geen veengrond zou achterblijven. De afgegraven grond werd vervangen door zand tot 1,5 meter boven het gangbare waterpeil. Pas daarna kon een aanvang gemaakt worden met de bouw van de betonnen hellingen, de z.g.n. hoogbanen (kraanbanen aan weerszijde van helling 2/3) en werkplaatsen. Aanvankelijk zouden 7 hellingen gebouwd worden maar het zijn er uiteindelijk niet meer dan 5 geworden. De hellingen 2 en 3 zijn voor het grootste deel, vanaf de drempel, aaneen gebouwd met het oogmerk op deze locatie drijvende dokken te bouwen. De hoge kant van deze gecombineerde helling bestond nog uit twee te onderscheiden delen die later, voor de bouw van de halve mammoettankers, alsnog met beton tot één geheel werden gemaakt.
.
.

De eerste werkzaamheden op de nieuwe werf nemen een aanvang. De foto is gemaakt vanaf een nooddijk in het IJ en geeft een blik op de in aanbouw zijnde
helling 2/3 en op de plek waar de (toen nog 2) hellingdeuren moeten komen. Waar de heistellingen te zien zijn is de Scheepsbouwloods in aanbouw.
.
De gevorderde werkzaamheden in juni 1919. Niet zichtbaar is de in aanleg zijnde zware fundering voor de Scheepsbouwloods.
.
Uiteraard gingen de werkzaamheden aan de Conradstraat, voorzover de krappe omstandigheden dit toelieten, onverminderd door. Na de vele uitbreidingen, technische prestaties en het afleveren van vele schepen, had de NSM zich als onderneming op de kaart gezet. Het steeds weer opnieuw bouwopdrachten ontvangen van maatschappijen als de Stoomvaart Maatschappij Nederland, Koninklijke Paketvaart Maatschappij, Java-China-Japan Lijn, Koninklijke West-Indische Maildienst en de Departementen van Marine en Koloniën was daar het beste bewijs van. De eerste wereldoorlog was, zij het met vertraging en zorg, zonder al te veel verlies doorstaan. Deze oorlog zou in de navolgende periode zelfs zorgen voor een enorme opleving in de Nederlandse scheepsbouwwereld. Tijdens het 25-jarig bestaan van de NSM in 1919, waren de hellingen weer bezet. In aanbouw waren o.a. ss Tjikarang, ss Simaloer, Hr.Ms. Sumatra, ms Tosca en Hr.Ms. Deneb. De directie was zich terdege bewust van het geschonken vertouwen door alle opdrachtgevers en schrijft in het jubileumboek “Met erkentelijkheid voor den zeer gewaardeerden steun, dien de N.S.M. in de afgeloopen periode van bovengenoemde reederijen heeft mogen ondervinden, wordt hier de hoop uitgesproken, dat ook in de toekomst de Stoomvaart-Maatschappijen hare schepen bij voorkeur in Nederland zullen laten bouwen”. We weten nu, anno 2011, hoe het is afgelopen. Net als aan de Conradstraat werden ook in de IJ-polder langs Zijkanaal I de werkzaamheden voortvarend aangepakt. De staalconstructies werden aangekocht bij de Duitse firma Schenck & Liebe-Harkort A.G. te Düsseldorf-Oberkessel. De hoogte van de banen was 26 meter en de lengte per baan 198 meter. Aanvankelijk reden er twee kranen per baan en later drie kranen.
.
.
……………………………………………………………………………………………………………………Helling 2/3 nog zonder de kraanbanen.
.
………………………………………………………………………De kraanbanen letterlijk in oprichting. De reeds gereedgekomen baan staat tussen hellingen 1 en 2 in.
…………………………………………………………………………………………………………De Scheepsbouwloods is hier, links, nog niet zichtbaar.
.
………………………………………..Hier zijn de beide banen gereed en is de inaanbouw zijnde Scheepsbouwloods deels zichtbaar. Geheel rechts de ”lange brug” over Zijkanaal I.
……………………………De hoge kant van de hellingen toont hier duidelijk de toenmalige constructie die later is aangepast met de bedoeling het hellingvloer oppervlakte te vergroten.
.
………………………………………………………………………………De Scheepsbouwloods in aanbouw. Rechts, niet zichtbaar, zijn de hellingen gepositioneerd.
.
…………………………………………………Dit beeld zal zeker veel oud werknemers bekend voorkomen. De brug over het dwarskanaal die decennia lang toegang gaf tot de
……………………………………………………NSM en de latere NDSM werf oost. Op de achtergrond opnieuw de Scheepsbouw loods. De brug is eind vorige eeuw gesloopt.
………………………………………………….De Lasloods is hier nog niet te zien, dat zou nog een aantal jaren duren. Op die locatie was toen nog de rijwielstalling te vinden.
.
……………………………………………………………………………………………….Zicht vanaf de “Langebrug” over Zijkanaal I richting sorteerterrein.
.
In de overgangsfase van de Conradstraat naar de Cornelis Douwesweg heeft de NSM een wat afwijkende order aanvaard n.l. het herinrichten van ss Zeppelin. Hoewel daarover geen enkele informatie te vinden is, is uit de teruggevonden personeelskaarten gebleken dat in de maanden april, mei en juni 1921 minstens 60 personen zijn aangenomen voor werkzaamheden aan boord van ss Zeppelin. Het ging hier om meubelmakers, scheepsbeschieters, machinaal houtbewerkers en politoerders. Een zoektocht naar informatie leverde het volgende op: de Zeppelin is in 1914 te Bremen van stapel gelopen. De opdrachtgever en eigenaar, de Norddeutscher Lloyd heeft het schip, zonder dat het ooit in de vaart geweest was, opgelegd. In het kader van de naoorlogse herstelbetaling is het schip overgegaan naar de White Star Line in het Verenigd Koninkrijk. In dat jaar is het overgedragen aan de USNavy waar het als repatriëringsschip USS Zeppelin tweemaal Amerikaanse militairen naar de VS heeft terug gebracht en, opnieuw in 1919, is ze weer teruggegaan naar de White Star Line en daarna, in 1920, verkocht aan de Orient Steam Navigation Company. Bij de NSM is het toen dus opnieuw ingericht en aangepast aan het luxe passagiersvervoer. Hierna is ze als ss Ormuz in de vaart gekomen. In 1927 is ze verkocht aan de oorspronkelijke eigenaar NDL en als ss Dresden, in 1934, voor Noorwegen op een rots voor het eiland Karmøy gelopen en gezonken. Niet overmeld mag blijven dat de voor deze klus aangenomen NSM’ers na oplevering werden bedankt en ontslagen.
.
………………………………….…………………….……………………………………………..…………………………..ss Zeppelin
.
>
In de tijd dat er zes lange dagen per week werd gewerkt en niet zelden onder zware omstandigheden, bleef er blijkbaar toch ook voldoende inspiratie over om deel uit te maken van het “huisorkest” van de Nederlandsche Scheepsbouw Maatschappij. Het harmonieorkest Crescendo, opgericht op 11 september 1911, voert het vaandel van de NSM met daarin de namen van het bedrijf en het orkest. In het midden is een schip van voren afgebeeld en aan de zijden details die verwijzen naar de verschillende vakrichtingen. Aan de bovenzijde het wapen van Amsterdam. De foto zal gemaakt zijn tussen 1920 en 1922. Om welke reden de foto gemaakt is is niet bekend. Wel de locatie, de hoofdingang van het Laboratorium voor de Gezondheidsleer aan het Oosterpark in Amsterdam.
.
.
.
.
18 december 1925, een donkere decemberdag met enorme tegenslag toen brand uitbrak op een der hellingen. Een voor de Anglo-Saxon Petroleum Company in aanbouw zijnde tanker met bouwnummer 180 ging hierbij verloren. Het schip was dusdanig vervormd door de hitte dat het op de bouwlocatie gesloopt moest worden. Bij deze brand ging niet alleen het schip maar ook veel materiaal verloren. Het leverde de werf ook een achterstand in levering op dat echter, met veel inzet en motivatie van alle werknemers, na verloop van tijd weer werd ingehaald. .
.
.
Uit bovenstaande relaas valt op te maken dat in 1925, op de oude werf aan de Conradstraat, nog steeds gebouwd werd. Het is een periode waarin, vanaf 1919, de nieuwe werf werd opgebouwd en de oude werf gefaseerd werd ontmanteld en naar de nieuwe werf werd overgebracht. Dit mocht niet ten koste gaan van de reeds geplande productie. Nu was men bij de NSM niet afkerig van uitdagingen. Schouders er onder en doorgaan was de mentaliteit waarmee het bedrijf vele uitdagingen en tegenslagen heeft kunnen overwinnen. Het zou echter nog geruime tijd duren voordat het eerste schip op de nieuwe werf aan de Cornelis Douwesweg van stapel liep. Het eigen personeel werd zoveel mogelijk belast met de normale werkzaamheden terwijl op de nieuwe werf niet alleen bouwvakarbeiders druk waren maar ook “Gastarbeiter”. Na het einde van de eerste wereldoorlog verkeerde het Duitse keizerrijk in grote problemen. Een enorme drepressie met veel werkloosheid en onrust was gaande. Het raakte grondgebied kwijt aan buurlanden en ook andere maatregelen als herstelbetaling waren het gevolg. Voor de scheepsbouwers brak een dramatische periode aan. Maar de NSM bracht uitkomst. In de periode 1920 t/m 1923 werd werkgelegenheid geboden aan een groot aantal klinkers, tegenhouders en nageljongens. Niet voor het klinken van schepen maar voor het klinken aan de staalconstructies van o.a. de Scheepsbouwloods, kraanbanen, Smederij en Timmerwinkel. De overgrote meerderheid, zo is uit de personeelskaarten gebleken, was afkomstig uit plaatsen zoals Hamburg, Bremen, Bremerhaven en Kiel.
.
We laten de werkzaamheden aan schepen en andere bouwactiviteiten even voor wat het is en maken een zijsprong naar het personeel en huisvesting. Hoewel dit dus niets met het bouwen van schepen van doen heeft is personeel wel altijd de belangrijktste factor. Het aantrekken van gekwalificeerd personeel is voor de directie altijd een belangrijke punt van zorg geweest. In Amsterdam was dit in de beginjaren van de NSM niet voldoende aanwezig om aan de groeiende productie te kunnen voldoen. Uit alle delen van het land werd personeel aangetrokken met name uit Zuid Holland en de plaatsen rond de Zuiderzee. Dit personeel had een woonruimte gevonden in Amsterdam en naaste omgeving, in pensions, bij hospita’s, op woonboten en voor de gelukkigen (meestal Amsterdammers) een eigen woonruimte. De mededeling dat de werf op termijn zou gaan verhuizen naar de IJ-polder zal niet bij iedereen met gejuich zijn ontvangen. Het is al eerder aangehaald, een pontje over het IJ, het ontbreken van eigen en toereikend openbaar vervoer, maakte de tocht naar de nieuwe locatie niet voor iedereen aantrekkelijk. Een onbekend aantal werknemers heeft na verloop van tijd woonruimte gevonden in Amsterdam Noord. Er speelde ook andere emoties een rol. De geboren en getogen stedelingen zagen Noord meer als een verbanningsoord.
.
In 1920 werd door de Gemeente Amsterdam besloten tot de aanleg van het Tuindorp Oostzaan. Het aanleggen van Tuindorpen vond in Nederland opgang, laagbouw, ruimte, licht en groen waren de kenmerken voor deze vooruitstrevende onwikkeling. Gezondheid en sociale motieven lagen hieraan ten grondslag. Dit bood heel veel kansen voor iedereen die bereid en gemotiveerd genoeg was om naar Tuindorp Oostzaan te verhuizen. Was Noord al een hele stap, Tuindorp Oostzaan lag voor de stedelingen al helemaal in een soort niemandsland. Ondanks dit hebben heel veel werknemers van de NSM en NDM woonruimte gevonden in Tuindorp Oostzaan.
.
> ……………………………………………………………………..….….1925, de Kometensingel, links t.h.v. het witte hek zou later de RK kerk gebouwd worden.
.
Hoe kwam men toen in Tuindorp Oostzaan? Vanuit Amsterdam Noord leidde de Papaverweg naar de IJ-polder. Het Zijkanaal 1 werd gepasseerd via de “Langebrug”. Deze brug was en leek ook lang door het smalle wegdek. Na het verlaten van de brug boog de weg naar links en meteen weer naar rechts. Nu bevond men zich op de Cornelis Douwesweg. De weg liep parallel aan het dwarskanaal (vanaf het Zijkanaal) met aan de overkant de Scheepsbouwloods. Ongeveer driehonderd meter verder lag de ophaalbrug naar de NSM over het dwarskanaal. De Cornelis Douwesweg was een niet al te brede weg die voor de helft geplaveid was met kinderhoofdjes en bestemd voor automobielen en andere wagens. De andere helft bestond uit klinkers bestemd voor wielrijders en voetgangers (een vierkante meter hiervan bevindt zich nu als stoep voor een woning in Alkmaar). Na het passeren van de brug boog de weg, een paar honderd meter verder, haaks naar rechts en leidde naar Tuindorp Oostzaan. Het punt waar de Cornelis Douwesweg tot in Tuindorp kwam was de Meteorensingel. Op dit punt bevindt zich thans het tunneltje onder de huidige Cornelis Douwesweg t.h.v. de Meteorensingel. Dit stukje Meteorensingel liet links toen nog een braakliggend stuk land zien. Veel later is de Lange brug verbreed en de Cornelis Douwesweg vervangen door de Klaprozenweg die vanaf de Langebrug rechtdoor naar Tuindorp leidt en komt de entree van Tuindorp uit op de huidige Meteorenweg.
.
Deze opname van rond 1930 is genomen naar de Meteorensingel. Helemaal achteraan is, bij de korte verspringing in de Meterorensingel, het Gemeentelijk Badhuis te zien. De woningen aan de rechterzijde hadden nog geen douches. Vooraan is links de bushalte van lijn B. Aan de linkerkant zou later de uitbreiding komen met daarin o.a. de Vegastraat. Het naar links leidende deel van de Meteorensingel komt uit op de Cornelis Douwesweg. Geheel links en ook niet zichtbaar is de NDM gelegen. In het plantsoen rechts staat thans het Vredesmonument.
.
De huidige Meteorenweg heette toen nog Meteorensingel. Eind dertiger jaren is het braakliggende stuk land bebouwd met woningen van WBV het Oosten en de Algemene Woningbouw Vereniging. De eerste toen hoofdzakelijk voor de “Roomsen” en de tweede voor de “Rooien”. Het lange deel van de Meteorensingel werd Meteorenweg en de Kometensingel ging rond het hele dorp lopen. Een zeer groot deel van de bewoners was werkzaam bij de NSM en NDM. De infrastructuur naar de werf werd beter en er reed een lijnbus naar Tuindorp Oostzaan.
.
Ongeveer 1940, rechts de nieuwbouw met zicht op de Meteorensingel en aan het einde daarvan de aansluiting met de oude Cornelis Douwesweg. Rechts van de fotograaf is de huidige Meteorenweg. Bus B verlaat het dorp en op de achtergrond is de NDM zichtbaar. Thans loopt, van links naar rechts v.v. voor het schip langs, de huidige Cornelis Douwesweg.
.
Bus B, ook wel de B bus genoemd, heeft lang op dit dorp gereden. Een dorp, zo hebben Tuindorpers hún dorp altijd gezien. Ook de stedelingen trouwens, Tuindorpers werden door hen lang niet altijd als “echte” Amsterdammers beschouwd als zij aangaven dit wel te zijn. Weinigen zullen daar slapeloze nachten van gehad hebben, Tuindorpers zijn met hun eigen identiteit trots op hun dorp! Hoe dan ook zijn Tuindorp Oostzaan en de NSM-NDM-NDSM altijd tot elkaar veroordeeld geweest. Er was een soort drie-eenheid bestaande uit Tuindorpers, de Harmonie en de werf waarbij alles aan elkaar gerelateerd was. Het ritme van het dagelijkse leven werd zeker beïnvloed door deze werf. Al zou het maar door de werfsirenes zijn geweest, overblijfselen van het luchtverdedigingsysteem, die letterlijk de toon aangaven. Voor het werk “bij de Scheebouw” (zo klonk het ongeveer) maakte het echter niet uit waar men woonde, iedereen werkte daar aan een kwaliteitsproduct.
.
Hoewel een kwart eeuw verder in de tijd en iets vooruitlopend, toch deze vergelijkingsfoto. Ook hier aan het einde het badhuis en links de bushalte met bus B. De Meteorensingel heet hier nu Meteorenweg. Het stukje overgebleven Meteorensingel is links net niet zichtbaar. De Cornelis Douwesweg maakte in deze periode deel uit van het gebruiksgebied van de NDSM. Het is nu de Klaprozenweg die naar Tuindorp leidt. Met een andere ingang die de motorrijder net gepasseerd is, een van de kluften van de Tuindorp en in dit geval vanaf het “Hoge Land”. Dit werd/wordt zo genoemd omdat het hoger ligt dan Tuindorp wat dus ook de mentaliteit aangaf. Tuindorp lag, vond men, niet lager, nee de rest van Amsterdam lag hoger. Het wonen op de voormalige IJ-bodem was de maat en alles bepalend. Op het “Hoge Land” werd in de tweede wereldoorlog een vliegveld aangelegd en later het z.g.n. Tutti Frutti dorp gebouwd. De gevolgen van het lager liggen dan NAP zou tien jaar later nog blijken.
.
Voor de duidelijkheid, de oude Cornelis Douwes weg is als verkeersader vervangen door de Klaprozenweg. Het resterende stukje Cornelis Douwesweg parallel aan de scheepsbouwloods, en het hedendaagse verlengde daarvan, zijn hernoemd tot tt Vasumweg vernoemd naar de in 1955 door Prinses Beatrix gedoopte Shell turbine tanker Vasum. De aansluitende weg langs Tuindorp Oostzaan naar het Coentunneltracé is nu de huidige Cornelis Douwesweg. De ophaalbrug naar de werf is verdwenen, het dwarskanaal na die plek is gedempt en het resterende en doodlopende stukje heet nu Cornelis Douweskanaal Oost.
.
Na een korte verkenning met een paar vooruitblikken rond het nieuwe vestigingsgebied van de Nederlandsche Scheepsbouw Maatschappij gaan we nog eenmaal terug naar de Conradstraat. Het onroerend goed dat grotendeels achter bleef is overgegaan naar Werkspoor. Al het andere materiaal is overgebracht naar de nieuwe locatie, materiaal zoals machines, gereedschap, inventaris en natuurlijk het personeel. Dit overbrengen ging deels over het water met dekschuiten en deels over de weg. Met name dit laatste zal veel inspanningen gevergd hebben. De “jongens” die in deze fase misbaar waren en ouderen voor wie hetzelfde gold brachten het kleine materiaal per handkar, dus te voet over naar de nieuwe locatie. Een wandeling heen en terug inclusief laden en lossen zal zeker een dagtaak geweest zijn.
.
.
…………………………………………………………Hier nog een laatste blik op de oude werf aan de Conradstraat. Onder de kranen liggen geen schepen in aanbouw meer.
…………………………………………………………..…Dit is de afbouwfase na ruim dertig jaar investeren in kwaliteit en kennis. Maar kennis en kwaliteit verhuisden mee.
…………………………..,,,,,,,……………………………………….,,,,,,,,,,,,,,,,,Na de ontmanteling is het terrein nog lang voor kolenopslag gebruikt.
.
Ik zie u terug aan de Cornelis Douwesweg 1 in Amsterdam Noord op de nieuwe werf.